Boeren en boerinnen beoefenen vooral sporten waarbij ze zelf hun tijd kunnen indelen, zoals fitness, hardlopen, schaatsen en wielrennen. Dat blijkt uit een online onderzoek uitgevoerd onder 1003 boeren door agrarisch marktonderzoeksbureau Geelen Consultancy in Wageningen in opdracht van de makers van de glossy Martin.
Sportende boeren
57 procent van de 1.003 agrariërs doet aan sport. Van de sportende boeren is ongeveer de helft lid van één of zelfs twee sportverenigingen. Ongeveer eenderde van de sportende boeren sport gemiddeld 1 tot 2 uur in de week en ruim een kwart 2 tot 3 uur in de week. Bijna 15 procent geeft aan zelfs 4 of meer uur per week te sporten.
Redenen niet sporten
De twee redenen meest genoemde redenen om niet te sporten zijn: ‘ik krijg al genoeg beweging tijdens het werk (73%)’ en ‘sporten kost me teveel tijd (36%)’. Verder zijn ook nog relatief vaak genoemd: ‘ik ben bang voor blessures (16%)’ en ‘ik vind het gewoon niet leuk (15%). Ongeveer een derde van de niet-sportende boeren zou wel graag aan sport willen doen. 90% van alle geïnterviewde boeren geeft wel aan dat sporten bijdraagt aan een betere gezondheid. 5% van de boeren is het daar niet mee eens.
Stimuleren
De helft van alle boeren vindt dat de overheid het sporten meer moet stimuleren. Dit vinden met name de sportieve boeren. De wijzen waarop de overheid het sporten meer kan stimuleren volgens deze boeren, zijn met name ‘het financieel ondersteunen van sportverenigingen (58%)’, ‘meer verplichte sportlessen op school (48%)’ en ‘het faciliteren van sportaccommodaties (43%). Opvallend is dat maar heel weinig boeren ‘het organiseren van grote sportevenementen, zoals Olympische Spelen, EK of WK Voetbal’ genoemd hebben (4%).
Overgewicht
In het onderzoek is ook naar lengte en gewicht gevraagd. Het blijkt dat ongeveer 6% van de boeren een BMI van 30 of hoger heeft. Dit betekent dat 6% van de boeren te maken heeft met ernstig overgewicht. Ter vergelijking: 13% van de gemiddelde Nederlander heeft te maken met ernstig overgewicht (bron: RIVM Rapport 260152001/2011). Met andere woorden, de kans dat een gemiddelde boer overgewicht heeft, is twee keer zo klein in vergelijking met de gemiddelde Nederlander.